Bourvil in een oorlogskomedie? Stel deze vraag aan tien mensen en negen komen met ‘La Grande Vadrouille’ voor de dag, de ultieme Franse war comedy-klassieker waarin de olijke Fransoos aan de zijde van de nog populairdere Louis De Funes dolle fratsen beleefden aan het WOII-front (of toch in de buurt daarvan). Wellicht hoopten de producenten van ‘Le Mur De L’Atlantique’ dat ze het monsterlijke succes van die kassatopper konden overdoen door Bourvil te casten in een soortgelijke stuntelige rol (zijn handelsmerk), die zich niet geheel toevallig ook tijdens de oorlog afspeelt.
De parallellen tussen beide films zullen op papier een blinde niet ontgaan, maar wat de uitvoering betreft, zitten de twee eerder aangehaalde Franse oorlogskomedies niet meteen op eenzelfde niveau. Als we ‘La Grande Vadrouille’ een generaal of zelfs een maarschalk durven noemen, is ‘Le Mur De L’Atlantique’ eerder een assistent-kapitein die hoopt op promotie. De grappen en de grollen werken immers niet altijd even goed en ook het verhaal, dat nochtans met een uitstekende set-up van start gaat, wringt zich na verloop van tijd in bochten waaruit het moeilijk (en niet geïnspireerd) ontsnappen is.
We schrijven Normandië, 1944. Léon Duchemin (Bourvil) is een eigenaar van een lokaal restaurant-cafeetje (en daarmee houdt de vergelijking die je met successerie ‘Allo Allo’ zou kunnen maken op), waar hij zowel de Duitse bezetters als de lokale verzetslui over de vloer krijgt. Léon zweert bij die neutraliteit, omdat hij simpelweg het type niet is om zich nadrukkelijk met de oorlog te moeien. Alles verandert echter wanneer er op een dag een piloot van de Royal Air Force door zijn dak stuikt en in de schoot van Léons dochter Marie belandt. Plots zitten Léon en de zijnen tot over hun oren in het verzet.
‘Le Mur De L’Atlantique’ werd geregisseerd door legendarisch Frans cineast Marcel Camus. Het was zijn laatste film van betekenis vooraleer een reeks tv-series en -films aanbraken. Camus werd reeds eind jaren vijftig een icoon met ‘Orfeu Negro’, maar zou het later niet makkelijk hebben om een nieuwe film met dergelijk klassiekerstatus af te leveren. Dat is met deze Franse clowneske oorlogskomedie ook niet gelukt. Dat de film nooit echt de juiste toon weet te vatten, heeft veel te maken met het script dat zich anderhalf uur lang voortsleept zonder echt richting te kiezen. Grappig is het maar af en toe.
Gelukkig doet Bourvil waar hij goed in is en weet hij nu en dan de mondhoeken naar boven te trekken. De Engelse acteurs komen er meer bekaaid vanaf, al kan je terecht de vraag poneren of je dat volledig aan hen kan toeschrijven. Terwijl er tegenwoordig vaak geroepen wordt dat (Engelstalige) oorlogsfilms niet natuurlijk zijn omdat iedereen Engels spreekt, hoor je hier voor negentig procent Frans. Zelfs een Engels acteur als Terry-Thomas bedient zich van de Franse taal (terwijl hij een Brits personage speelt!), en dat gaat hem niet goed af. Dat zorgt er misschien wel deels voor dat ‘Le Mur De L’Atlantique’ een interessante (bijna cult)oefening in de filmgeschiedenis is, maar geen hoogvlieger.