Oorlogsscènes die herinneringen oproepen aan het legendarische openingshalfuur van ‘Saving Private Ryan’ én een love story die qua epiek weinig moet onderdoen voor die van pakweg ‘The English Patient’ (in wezen een liefdeshistorie met de oorlog als decor): ‘The Battle Of Passchendaele’ heeft alles om een klassieker te zijn, maar de relatief lage betrokkenheid bij de hoofdpersonages, het matige acteerwerk en de onzekere mise-en-scène steken hier een stokje voor. Al is het boeiend om ook eens een minder bekende bladzijde van WOI op pellicule omgeslagen te zien worden.
Dat Canadees Paul Gross ooit het verhaal over de slag bij Passendale zou inblikken, is niet verrassend. Zo maakte zijn eigen grootvader de battle mee als soldaat. Het is door de ogen van de jonge sergeant Michael Dunne (cineast Paul Gross neemt ook de hoofdrol voor zijn rekening) die naar het Vlaamse dorpje nabij Ieper trekt om daar aan de zijde van zijn toekomstige zwager (Michael heeft een passionele relatie met de verpleegster Sarah, wiens astmatische broer naar het front gestuurd wordt) te vechten. Met deze film brengt Gross een ode aan de heldhaftige strijd die ginder geleverd is, in één van de bloederigste veldslagen aller tijden.
In ‘The Battle Of Passchendaele’ weet filmer Paul Gross de gruwelijkheid van de oorlog om te zetten in een reeks loopgravenscènes die je bij je nekvel grijpen en regelmatig door elkaar klutsen. Het realisme in die scènes toont aan dat de niet heel bekende Canadese filmer over een talent beschikt dat hij tot op heden goed verstopt hield. Het laatste half uur is dan ook een ware triomf, zelfs al verliest de filmmaker zich finaal in een blinde lofdicht: Michael Bay zal ongetwijfeld goedkeurend knikken bij het aanschouwen van zulk bombastisch patriottisme. Maar het neemt niet weg dat het vakkundig in beeld is gebracht en dat je hart er wel degelijk (bokken)sprongetjes van maakt.
Dat zou de hele film het geval geweest zijn, mochten de stationsromanportretteringen in de aanloop daar naartoe niet zo prominent de aandacht van de kern (het verbeelden van een slag en de gevolgen daarvan op al wie erbij vocht en wie ‘aan het thuisfront’ de nodige angst uitzat) afleiden. De personages zijn één voor één clichés, lege hulzen die je koude kleren niet raken. En dat is vooral nefast voor de romance tussen Michael en Sarah. Het valt niet te ontkennen dat Gross goed naar zijn voorbeelden (zie ondermeer de in de inleiding aangehaalde oorlogsromance) gekeken heeft en hij bedient zich dan ook van een soortgelijke pathos, maar het kruipt niet echt onder de huid. Je merkt ook dat Gross zich een heel stuk minder zelfzeker voelt wanneer het op zulke romantische, passionele dan wel simpelweg menselijke scènes aankomt; alsof grootse actietaferelen hem veel beter afgaan.
Die onzekerheid laat zich ook voelen in het acteerwerk, dat duidelijk niet met ijzeren hand is aangevoerd. Niet in het minst Gross zelf maakt niet bepaald een goeie beurt in de rol waarmee hij zijn opa ode wil brengen (niemand evenwel die twijfelt aan de vele goede bedoelingen die hij met deze prent had). ‘The Battle Of Passchendaele’ is zeker niet slecht, hoor, maar meer solide acteurs en een regisseur die ook dramascènes meer in de vingers heeft, hadden wonderen kunnen doen. Nu hoopt Gross te nadrukkelijk te scoren met zijn oorlogssequenties, al maken die wél indruk.