Tijdens ‘Fair Game’ zaten wij vooral te denken hoe lang het geleden is dat Oliver Stone ons nog eens écht van de sokken geblazen heeft. Negentien jaar om precies te zijn, toen met ‘JFK’ – een film waarover de brompot in ons wel eens durft verzuchten dat ze zulke films vandaag de dag niet meer maken. Stone zelf ook niet meer, wiens gloriejaren (in 1986 maakte hij zowaar ‘Salvador’ én ‘Platoon’) alweer lange tijd achter zich liggen. Waarom de politiek geëngageerde regisseur door onze gedachten spookte? Omdat deze reconstructie van de beruchte Plamegate-affaire met zijn vuurliniescènes en strategische getouwtrek gevonden vreten zou geweest zijn voor een politiek beladen thriller met enige relevantie – precies het soort film waar Stone vroeger een patent op had. Onder de regie van Doug Liman gaat het nooit aan de ribben kleven.
Toegegeven, Liman moet opboksen tegen een verhaal dat al bij vertrek praat na de vaak is. Want hoe je het ook draait of keert, het verhaal van de Bush-regering die onder valse voorwendselen de oorlog aan Irak verklaarde, is al veelvuldig naar het witte doek vertaald de afgelopen jaren. Wat niet wil zeggen dat het relaas van Valerie Plame (Naomi Watts) niet interessant is, integendeel. Ze is een CIA-agente wiens cover plots wordt gelekt, niet toevallig nadat haar man – diplomaat Joseph Wilson (Sean Penn) – een vlammend opiniestuk in de New York Times liet publiceren, waarin hij de president en zijn achterban stevig door de mosterd haalt en hen met de vinger wijst bewijsmateriaal te hebben vervalst om Saddam Hoessein de strijd te verklaren. Een onderzoek dringt zich op.
Wat volgt, is een ware hel voor zowel Plame als Wilson, met als grootste potentiële slachtoffer hun huwelijk. Tenminste, als je even alle andere getroffenen op het veld (informanten die na het stopzetten van Plame’s operaties stuk voor stuk het leven lieten) wegdenkt. Plame zweert desondanks bij loyaliteit tegenover haar werkgever en weigert in de media te komen. Wilson op zijn beurt ontketent een persoorlog, waarin hij z’n linkse ideologen breed kan uitsmeren. Nee, toevallig is het niet dat Sean Penn meteen voor die rol tekende. Soms is de lijn tussen de acteur en zijn personage flinterdun. En die tussen appreciatie en irritatie bij de kijker ook.
Maar toch gaat Doug Liman een echt politiek pamflet uit de weg. Hij trekt eerder de popcornkaart. Of hij probeert dat, want eigenlijk is het nooit echt duidelijk welke aanpak de op zijn best mediocre cineast voor ogen had. Zijn film houdt het midden tussen ‘Green Zone’ en ‘All The President’s Men’, maar hoewel de handheld camera-stijl tijdens de scènes in the field sterk aan die van Greengrass herinneren en de politieke speurtocht een nieuwe lading Witte Huis-doofpotschandalen blootlegt, raak je nooit betrokken bij de lotgevallen van de hoofdpersonen (en dus bij de film). Het is allemaal net iets te academisch. De enige krediet die je Liman kan geven, is dat hij zich dicht bij de feiten heeft gehouden. Ook al lijken die hem zelf niet eens echt te interesseren. Want hoe verklaar je anders dat wanneer de film dan toch onder stoom lijkt te komen (de laatste twintig minuten) hij de stekker er meteen weer uittrekt en hij een – in kader van wat eraan voorafging – boeiende archiefspeech van de echte Valerie Plame in een kleine uitsnijding toont en terwijl de eindgeneriek al laat rollen?
Zo blijf je met een film zitten die uitnodigt tot googlen – want wil je echt weten wat er aan de hand is, dan heb je aan deze prent lang niet genoeg. Toch is ‘Fair Game’ geen vervelende zit. Het ritme zit oké en de acteurs houden je twee uur lang bij de les. Naomi Watts is weeral uitstekend op dreef, terwijl Penn immer solide doch theatraal een preekplatform krijgt. Waarom we nu weer aan Stone dachten? Omdat dit typisch zo’n film is die met een andere filmer aan het roer alles in zich heeft om een modern meesterwerk te worden. Het slimme scenario en de goeie acteurs zijn immers al voorradig.