Een hard boiled Brits misdaaddrama in onvervalste jaren ’70-stijl (‘Layer Cake’), een aan eighties-classic ‘The Princess Bride’ schatplichtige fantasyfilm (‘Stardust’) én een met beide voeten in de moderne tijd staande coming-of-age-parel, vermomd als waan- én uitzinnige comic-pastiche (‘Kick-Ass’): cineast Matthew Vaughn wisselt al even vaak van regiegedaante als de blauwe shapeshifter Mystique van lichaam. En met ‘s mans nieuwste worp – ‘X-Men: First Class’ – vinkt hij andermaal een decennium én genre af. Met deze in de vroege sixties gesitueerde reboot/prequel (*schrappen wat niet past) brengt de getalenteerde Brit namelijk een ode aan de spionagethrillers van Ian Fleming – in het bijzonder die met een zekere 007 in de hoofdrol.
Sterker nog: ‘X-Men: First Class’ is wellicht de beste ‘niet-Bond Bond-film’ sinds jaren, met o.a. een accuraat geschetst politiek wandtapijt (de Cubacrisis) waarin Amerikanen en Russen robbertjes uitvechten, een waaier aan door ‘Star Wars’-oudgediende John Dykstra vormgegeven actiescènes die ouderwetse charme herbergen én een door Kevin Bacon übercool neergezette snoodaard die zo het malafide mutantenachterneefje van Blofeld zou kunnen zijn. In werkelijkheid gaat het echter om ex-nazibeul Klaus Schmidt, die in een Pools concentratiekamp de magnetische gaven van een jonge Erik Lehnsherr ontsluit.
Helaas doet Schmidt (aka Sebastian Shaw, een mutant in staat om energie op te zuigen en ter zijner voordeel te gebruiken) dat door Eriks moeder voor zijn ogen neer te schieten, en haalt hij zo diens toorn op de hals. Twintig jaar later zint Erik (Michael Fassbender) immers nog steeds op wraak, een persoonlijke vendetta die hem in contact brengt met Charles Xavier (James MacAvoy) en zijn achterban, door de CIA ingehuurde X-mannen met de opdracht Shaw een halt toe te roepen. Maar ondanks een gemeenschappelijke vijand blijken Erik en Charles ook zo hun conflicten te hebben. Of anders gezegd: hoewel ‘X-Men: First Class’ geheel op eigen benen staat, komen we eindelijk te weten hoe de wegen van de twee iconische leiders (Professor X en Magneto) uit elkaar zijn gaan lopen.
‘X-Men: First Class’ is afwisselend speels (Charles die op de unief zijn gave in de strijd werpt om grietjes te scoren, de jonge mutanten die codenamen voor elkaar verzinnen) en serieus (het scenario toont ook hoe moeilijk het is voor mutanten om een eigen plaatsje tussen de mensheid te veroveren), maar vooral altijd entertainend. De actiescènes doen je hartslag de hoogte ingaan én maken je toch niet zeeziek: altijd weet je wie waar zit en waarom ze bepaalde handelingen uitvoeren – overzichtelijke spektakelscènes zijn al lang geen sinecure meer in een tijd waarin actiecinema door figuren als Michael Bay en Roland Emmerich gedomineerd wordt. En wie niet op actie kickt, kan zeker smullen van de prachtig geëvoceerde jaren ’60. De al dan niet stijlvolle maatpakken (Bacons witte outfit is cool en geinig tegelijk) en de kitscherige kleurendecors (Bacons schip!) zijn om van te smullen. Vaughn voert die retro-aanpak overigens consequent door tot in de kleinste details: check bijvoorbeeld ook de knappe, doch sobere eindgeneriek.
Een comic-film met ambitie kortom, deze heropstarter van een franchise die nooit écht hoge toppen heeft gescheerd en zelfs een paar regelrechte stinkers heeft voortgebracht (nog iemand ‘Wolverine’?). Vaughn weet die ambitie echter perfect om te zetten in een slimme actiethriller, die humor, suspense en tonnen branie in het uitstalraam heeft. Net als een unaniem overtuigende cast, met een schitterende Michael Fassbender en Kevin Bacon op. Maar ook Jennifer Lawrence (als Mystique), James McAvoy, Rose Byrne (als Moira, hier een CIA-agente in tegenstelling tot in de stripverhalen) en January Jones (als Emma Frost) verdienen eervolle vermeldingen. “Mutant en trots”, dixit Charles Xavier. Terecht, me dunkt.