Melbourne, een avond in maart 1999. De vader van de vijftienjarige Rachel Barber wacht zijn dochter op aan een tramhalte. Rachel stapt niet af, en een telefoontje naar haar vriend leert dat ze wel degelijk op de tram is gestapt na haar dansles. Ma en pa Barber zijn begrijpelijkerwijs in paniek, maar de politie ziet niet echt reden om meteen in actie te schieten: weggelopen meisjes komen immers meestal vrij snel terug. Maar Rachel is niet weggelopen zo blijkt. Ze is vermoord door haar twintigjarig buurmeisje en voormalige babysitter Caroline Robertson. Een steeds genegeerd meisje met een minderwaardigheidscomplex dat jaloers was op alles wat Rachel had. En hoopte dat ze door haar te vermoorden delen van haar persoonlijkheid kon overnemen.
‘In Her Skin’ samengevat in een paragraaf. Met meteen de belangrijkste twist uit de doeken gedaan. Een spoiler is het niet: zelfs wie de inlay niet leest, weet na een halfuur hoe de vork in de steel zit. ‘In Her Skin’ is immers niet opgevat als whodunit maar eerder als reconstructie van een moordzaak die destijds nogal wat stof deed opwaaien in Australië. Gedeeltelijk verteld vanuit het standpunt van Rachels ouders (Guy Weaving en Miranda Otto), maar ook vanuit het standpunt van de moordenares (Ruth Bradley).
Dat er een steek los zat bij Caroline Robertson is duidelijk. Ruth Bradley vertolkt haar als een psychotische zottin die voor het minste en geringste in een woedebui uitbarst. Naar de reden voor haar mentale instabiliteit is het niet ver zoeken: in tegenstelling tot Rachel groeide Caroline niet op in een stabiel gezin. Na de scheiding van haar ouders wou ze eigenlijk bij haar moeder blijven, maar ze zat opgescheept met een vader (Sam Neill) die geen aandacht aan haar besteedde, en geen enkele poging ondernam om haar troebel zelfbeeld bij te stellen. Af en toe lijkt regisseuse Simone North te suggereren dat Caroline niet alleen dader, maar ook slachtoffer is. Die boodschap ontkracht ze echter zelf door te weinig nuance te brengen in de karakterisering van Caroline (de exuberante manier waarop ze wordt vertolkt door Ruth Bradley helpt niet echt) en door de brutale moord (Rachel wordt gewurgd met een elektrisch snoer) expliciet in beeld te brengen.
North maakt van die sterfscène bijna het orgelpunt van haar prent. Uiteraard om de lugubere daad te laten resoneren bij het publiek, maar het lijkt helaas ook op effectengejaag. Zeker om North zich niet tevreden stelt met het reconstrueren van de feiten. Om de haverklap laat ze haar camera rondzwiepen als was ‘In Her Skin’ een barokke spookthriller waarin ze wil suggereren dat de geest van Rachel nog rondzweeft boven de hoofden van haar familie en haar moordenares. Een kunstgreep die een potentiële brok naar de keel grijpende cinema verandert in een vaak pretentieus drama dat zichzelf voortdurend in de voet schiet. Ook al omdat North er niet in slaagt de clichés te vermijden: de politieagenten zijn karikaturale nietsnutten, en hoezeer Weaving en Otto hun best doen om de pijn van de lijdende ouders te verwoorden, echt naar de keel te grijpen doet het niet.
Je vraagt je af waarom North ‘In Her Skin’ niet soberder heeft verfilmd. Zeker voor een debuterend regisseuse die startte in de tv-wereld, onder meer als productieassistenten bij het ook bij ons destijds heel populaire ‘The Flying Doctors’. Het lijkt wel alsof ze haar debuut wil laten aanleunen bij Peter Jackpots meesterlijke ‘Heavenly Creatures’, maar ze komt helaas nog niet eens in de buurt van diens minder gepolijste ‘The Lovely Bones’. Helemaal hemelstergend fout is de muziekkeuze. Een stilte zegt meer dan duizend woorden en nog tienduizend keer meer dan de compleet misplaatste tienerklanken op de klankband (’t lijkt de ‘Twilight’-saga wel) waardoor onder meer de finale begrafenisscène eerder op de lachspieren dan op het gemoed werkt. Of hoe ‘In Her Skin’ niet echt onder de huid kruipt en zich vooral als gemiste kans etaleert.