De ene superheld is de andere niet. Zoveel is duidelijk na het eerste halfuur van ‘Green Lantern’, de eerste live action verfilming van de gelijknamige DC Comics-creatie. De meeste superhelden hebben een relatief eenvoudig te schetsen achtergrond (rijke luis met neus voor technische snufjes, wetenschapper geraakt door radiatie, tiener gebeten door spin, verstekeling van een andere planeet, etc.), maar niet deze Groene Lantaarn. Het uitgebreide origineverhaal wordt tijdens de aftrapminuten van deze prent uit de doeken gedaan, en het is nagenoeg meteen duidelijk dat alle poespas niet direct zorgt voor een makkelijk binnenglijdende comic-adaptatie.
In een notendop: miljoenen jaren voor de slang met zijn appel op het verleidingspad trok en God Hemzelve (of was het Darwin) het deksel van de creationistische bouwdoos opende, werden de sterren en planeten al beschermd door de ‘guardians of the universe’ of ‘green lanterns’, een intergalactisch vredeskorps dat met groene energiestralen de vrede in de verschillende kwadranten van het heelal (3600 om precies te zijn) handhaafde. Groene Lantaarn Abin Sur (Temuera Morrison) slaagt erin de malafide snoodaard Parallax (stem van Clancy Brown) op te sluiten op de verwoeste planeet Ryut. In onze tijdrekening weet Parallax te ontsnappen en Abin Sur dodelijk te verwonden. De gekwetste groene ridder stort neer op de aarde, waar hij op zoek gaat naar een aardbewoner om zijn plaats bij de groene lantaarns in te nemen.
De uitverkorene luistert naar de naam Hal Jordan (en ziet eruit als Ryan Reynolds). Als boude straaljagerpiloot met een hoog ‘Top Gun’-gehalte lijkt hij de juiste dappere man op de juiste plaats. Hij reist als versbakken Green Lantern naar de planeet Oa, waar hij niet zo goed ontvangen wordt door opperlantaarn Sinestro (Mark Strong), die denkt dat een mens te min is om deel uit te maken van de heelalbeschermers. Sinestro heeft het (uiteraard) bij het verkeerde eind, daar Jordan de juiste lantaarn op de juiste plaats blijkt te zijn als een op wraak azende Parallax zich manifesteert via het lichaam van wetenschapper Hector Hammond (Peter Sarsgaard).
‘Green Lantern’ verscheen voor het eerst in 1940 en werd gepubliceerd door All-American Comics, een van de drie stripbedrijfjes die mee aan de wieg stond van DC Comics. Door de jaren heen speelden verschillende personages de hoofdrol in de comic. Hal Jordan was eigenlijk de tweede aardse ‘Green Lantern’ en beleefde zijn strippremière in 1959. De eerste keuze om de live action adaptatie te regisseren was notoir comic fan Kevin Smith, maar die bedankte voor de eer. Vervolgens werd het project opgezet als een komedie voor Jack Black, maar dat project stierf een snelle dood door een lawine aan negatieve reacties van fanboys op het internet. Uiteindelijk werd alles toch terug herleid tot een origin story dat vrij trouw bleef aan de oorspronkelijke strips en viel het project bij Martin Campbell in de schoot.
Voor Campbell is het de eerste keer dat hij op grote schaal met CGI-effecten moet goochelen, daar hij voorheen (‘GoldenEye’, de ‘Zorro’-films met Antonio Banderas, ‘Casino Royale’, ‘Edge Of Darkness’) vooral in de weer was met stunts en fysische effecten. ‘Green Lantern’ werkt beter wanneer Campbell de film kan wegtrekken van de vaak doorzichtige computeranimatie (het is niet zo moeilijk om te zien waar de echte Ryan Reynolds ophoudt en de pixelversie begint), en zich mag concentreren op de aardse scènes waarin ook plaats is voor Blake Lively (als Jordans love interest Carol Ferris) en Tim Robbins (als senator Robert Hammond). Echt van de grond raken doet ‘Green Lantern’ nooit. In vergelijking met de Marvel-verfilmingen die we dit jaar kregen, is dit zelfs een heel mager beestje. Een verdict dat twaalfjarigen die kicken op CGI-monsters en sf-geflits waarschijnlijk niet zal tegenhouden om het één en ander ‘neig’ en ‘cool’ te vinden. Wie echter op zoek is naar rust, verwondering en een boeiend scenario staat eerder een trip naar een kale kermis te wachten.