Als actrice hoeft Jodie Foster al lang niets meer te bewijzen, als regisseuse daarentegen is er nog schaafwerk aan. Niet dat Foster al veel films heeft geregisseerd (‘The Beaver’ is de derde film waarvoor ze zelf achter de camera stond), maar veel indruk heeft ze vooralsnog niet gemaakt. Zowel ‘Little Man Tate’ (1991) als ‘Home For The Holidays’ (1995) braken geen potten, en ook deze ‘The Beaver’ heeft moeite het hoofd boven water te houden. Wat in een opzicht verwonderlijk is, daar ze Mel Gibson kon strikken voor de hoofdrol. Een blik op het scenario volstaat echter om de aanwezigheid van Gibson te counteren: ‘The Beaver’ bedient zich met voorsprong van het meest bizarre script van 2011.
Walter Black (Gibson) is de CEO van een speelgoedbedrijf, en al een tijd depressief. Zijn vrouw Meredith (Foster) kan zijn gedrag niet langer slikken, en zet hem het huis uit. Waardoor Walter nog ‘blacker’ wordt en zelfs een zelfmoordpoging onderneemt. Totdat hij in een vuilniscontainer een weggegooide pluchen handpop vindt. Tot zijn grote verrassing kan Walter communiceren met de tweedehandsbever, en het zijn de therapeutische praatsessies met de pluchen pop die Walter er uiteindelijk terug bovenop helpen.
Uiteraard praat de pop niet echt en staat het pluchen beest synoniem voor het alter ego dat Walter in zijn delirium ontwikkelt. Dat wordt trouwens van meet af aan duidelijk gemaakt: het is Walter die (met een zwaar accent) praat terwijl hij met zijn hand de bever beweegt. Walter trekt terug bij Meredith en zijn twee zonen in: de jongste Henry vindt het de max dat zijn vader beste vriendjes is met een pluche bever, de oudste Porter (Anton Yelchik) denkt er daarentegen het zijne van, en wil helemaal niets meer te maken hebben met zijn pa. En vreest tegelijkertijd dat hij op latere leeftijd ten prooi gaat vallen aan dezelfde depressieve buien. Ook de media springt op Walters wederopstanding, en hij mag met zijn bever praatshows bevolken, terwijl speelgoedwinkels en supermarkten zelfs beverbouwpakketten verkopen. Vraag is natuurlijk of Walter nu echt gelukkiger is met zijn ingebeelde vriend, of dat het slechts uitstel is voor zijn innerlijke tikkende tijdbom explodeert.
“Gek zijn is doen alsof je gelukkig bent”, zegt de bever op een bepaald moment tegen Walter. Misschien is die zin de sleutel om het scenario van Kyle Killen te ontwarren, want wat hij eigenlijk wil zeggen wordt nooit duidelijk. Als hymne tegen de voorgeschreven normaalheid die de maatschappij voorschrijft, houdt het nauwelijks steek. Als basis voor een aangrijpend familiedrama nog minder. Om te beginnen is het moeilijk om sympathie op te vatten voor Walter. Of voor zijn gezin: het karakter van Foster imiteert vooral traag opdrogende stopverf en de verhaallijn waarin de (ook al weinig sympathieke) Potter toe groeit naar een studiegenote (Jennifer Lawrence) voor wie hij een thesis wil schrijven gaat ei zo na aan banaalheid ten onder.
Nadat onder meer Jim Carrey en Steve Carell hun interesse in ‘The Beaver’ toonden, kwam het project bij Mel Gibson terecht. Tot grote vreugde van Jodie Foster, die goede herinneringen bewaarde aan hun samenwerking in de westernpastiche ‘Maverick’. Maar die dagen zijn lang gepasseerd: begin jaren ’90 was Gibson een van de grootste Hollywoodsterren en werd zowat alles waarin hij te zien was een geheide blockbuster. Na zijn scheldtirades tegen de Joodse gemeenschap een paar jaar terug, was hij echter persona non grata geworden, en ook zijn comebackthriller ‘Edge Of Darkness’ liet het publiek koud. Vlak voordat ‘The Beaver’ in roulatie zou komen, barstte een nieuw mediaschandaal rond Gibson los, toen zijn onsmakelijke huwelijks- en scheidingsperikelen breed werden uitgesmeerd. Waarop Foster zich met de schier onmogelijke taak geconfronteerd zag om een al bijna niet te vatten film die grotendeels op de status van de hoofdrolspeler dreef te promoten terwijl het publiek helemaal niets meer van Gibson moest weten. Een ‘Mission: Impossible’ waar zelfs Ethan Hunt zich niet zou aan wagen. Als Gibson er toch nog zou in slagen om terug ‘big in Hollywood’ te worden, dan zal het alvast niet te danken zijn aan deze manisch-depressieve flop.