We kunnen ons voorstellen dat ze bij Sony USA maar wat in hun nopjes moeten zijn geweest toen ze voor de regie van ‘The Amazing Spider-Man’ Marc Webb wisten te strikken. De ‘(500) Days Of Summer’-cineast mag dan nul komma nul ervaring hebben met actiecinema, met zo’n achternaam veeg je moeiteloos al je concurrenten in de strijd om de regiestoel onder tafel. Het resultaat is een clevere blockbuster, die de nadruk niet zozeer op het spektakel legt als wel op zijn personages en hun innerlijke demonen.
Voor de pelliculeavonturen van de spinnenman uit de Marvel-stal komt die toonwissel alleszins als geroepen. De ‘Spider-Man’-franchise, die Sam Raimi exact tien jaar geleden opstartte, had zich na drie delen helemaal vastgereden, wat de studio deed besluiten meteen voor een reboot te gaan in plaats van voor een derde vervolg. Tabula rasa over de hele lijn: niet enkel Raimi mocht zijn biezen pakken, maar ook alle acteurs (Tobey Maguire, Kirsten Dunst, James Franco, etc.) werden ingewisseld voor frissere gezichten aan het Hollywood-firmament. Zoals daar zijn: ‘The Social Network’-revelatie Andrew Garfield als Peter Parker en ‘Easy A’-showsteelster Emma Stone als love interest Gwen Stacy.
Als je dan toch voor een nieuwe impuls gaat, kap je inderdaad best zo grondig mogelijk met wat voorafging. Al gaat die vlieger ook maar tot op zekere hoogte op. Daar het hier een nieuw begin betreft, vertoont de plot onvermijdelijk enkele déjà vu-elementen. Zo zijn we er andermaal getuige van hoe Peter Parker na de beet van een radioactieve spin de transformatie doormaakt van schuchtere scholier tot superheld/vigilante met een groot rechtvaardigheidsgevoel. Een metamorfose die ook deze keer extra in de hand gewerkt is door het onfortuinlijke overlijden van zijn oom Ben (Martin Sheen).
Naast een ander liefje voor de titelheld is het grootste verschil met ‘Spider-Man’ uit 2002 een volledig nieuwe plotdraad rondom het nooit opgehelderde overlijden van zijn ouders waaronder Peter zichtbaar zwaar gebukt gaat. Een mysterie dat overigens niet opgelost wordt en mogelijk als een rode draad doorheen de nieuwe franchise zal lopen (zo bewijst ook een korte scène tijdens de eindgeneriek). Het interessante aan deze plotlijn is dat ze Peters avonturen in een breder (en duisterder) spectrum kaderen en in tegenstelling tot de lotgevallen van Spidey uit Raimi’s trilogie minder vrijblijvend maken. Toch zeker in deze ‘eerste’ film, waarin zelfs de bad guy – een eenarmige malafide professor, die muteert in een gigantische hagedis – gelieerd is aan de sinistere dood van Peters ouders.
Marc Webb waagt zich met andere woorden veeleer in de voetsporen van Christopher Nolan (‘Batman Begins’) dan in die van Jon Favreau (‘Iron Man’), en daar kunnen we alleen maar de duim in de lucht voor hijsen. Zeker omdat hij een goed gedoseerd evenwicht vindt tussen typische tienertrubbels (de scène waarin Peter Gwen probeert uit te vragen is een pareltje), donker drama (de door Rhys Ifans met panache vertolkte schurk heeft meerdere dimensies) en adembenemende actie – in 3D dan nog wel. Al komt die derde dimensie eigenlijk enkel tot zijn recht bij de niet zó talrijke, maar wel uiterst geslaagde sequenties waarin we Spidey langsheen de New Yorkse wolkenkrabbers zien zoeven.
‘The Amazing Spider-Man’ mag er dan in de eerste plaats gekomen zijn uit economische redenen (de studio was verplicht in 2012 een Spider-Man-avontuur in de zalen te brengen of ze riskeerden de rechten op de spinnenman kwijt te spelen), aan het resultaat is van al dat contractueel getouwtrek niets te merken. Integendeel, de amazing uit de titel is geen woord gelogen. Garfield zet bovendien een veel vinnigere én dubbelzinnigere Peter Parker neer dan Tobey Maguire en Stone doet iets waar Kirsten Dunst drie films lang niet in geslaagd is: ze steelt ook ons hart. Kortom, fijn blockbusterentertainment met verder leuke bijrollen voor Sally Field (als tante May) en Denis Leary (als Gwens vader).