Wie denkt dat Jean-Luc en Pierre Dardenne twee droogstoppels zijn die zich wentelen in handcameraweltschmertz en geen gevoel voor humor hebben, kan die opinie laten re-evalueren bij het dichtstbijzijnde therapeutisch loket. Het Waalse broederpaar is via hun productiemaatschappij Les Films Du Fleuve immers coproducent van deze deels met Frans, deels met Belgisch geld gedraaide komedie. Geen waan van sociaal drama te bespeuren in deze prent die in eerste instantie een whodunit met komische insteek is.
Jean Renault (lachen gieren brullen) is een acteur die nogal moeilijk in de markt ligt. Bij het begin van zijn carrière won hij weliswaar een César voor beste jong talent, daarna bracht zijn koppigheid hem steevast in de problemen. Zozeer zelfs, dat heel wat regisseurs niet meer met hem willen werken. Waarop Jean besluit om een wel heel aparte opdracht aan te nemen om de aardappelen en de alimentatie te kunnen betalen: hij krijgt de kans om slachtoffer te spelen tijdens de reconstructie van een moordzaak in een Frans skioord. Makkelijker gezegd dan gedaan zo blijkt: Jean stort zich immers met iets teveel overgave op zijn taak, en ontdekt al snel dat de man die gearresteerd is voor de drie moorden onmogelijk de echte dader kan zijn. Dit tot wanhoop van onderzoeksrechter Noémie Desfontaines (Géraldine Nakache) die hoopte de zaak snel te kunnen afsluiten. Bovendien blijkt dat ook de echte moordenaar niet is opgezet met het speurwerk van Jean.
‘Je Fais Le Mort’ is het geesteskind van regisseur-scenarist Jean-Pierre Salomé en lijkt op het eerste zicht een stap terug voor een man die dusver vooral grossierde in grootschalige avonturenfilms (‘Belphégor’, ‘Arsène Lupin’, ‘Les Femmes De L’Ombre’). Al heeft elke cineast natuurlijk recht op een klein project: het hoeft niet alle dagen overdonderend vuurwerk te zijn. Wie het kleine niet eert, je kent dat wel. Dat ‘Je Fais Le Mort’ tot op zekere hoogte werkt is trouwens niet zozeer de verdienste van Salomé: een groot deel van het vertier komt door de beheerst droge vertolking van François Damiens als Renault die met zijn grappen en grollen meer dan eens aan Benoit Poelvoorde doet denken.
De lijm kleeft het best wanneer Salomé zich focust op de fratsen van Damiens wiens ‘professionaliteit’ vooral als sterallures worden ervaren. Terwijl zijn personage in de eerste plaats zijn rollen zo goed mogelijk wil inkaderen. Zijn bevindingen blijken intelligent genoeg om een nieuw licht te werpen op een drievoudige moordzaak, waardoor ‘Je Fais Le Mort’ werkt als komedie en als detectiveverhaal. Het laatste aspect is helaas het minst geslaagd: Salomé eert Agatha Christie met een regen aan rode haringen, maar kan daarmee helaas niet verhullen dat het omkaderende mysterie te dun en te voorspelbaar blijft.
Wat gelukkig geen al te groot struikelblok is: het droogstoppelenthousiasme van Damiens werkt op zijn eigen intrinsieke manier aanstekelijk, waardoor je sowieso nieuwsgierig blijft naar de uiteindelijke afhandeling van de speurneuspastiche. ‘Je Fais Le Mort’ is geen cinema waar de gensters van af vliegen, als gezonde lach-tussendoortje heeft het genoeg kwaliteiten om de mindere punten met de mantel der vergevingsgezinde liefde te bedekken.
Simon Couwens
Niets uit deze publicatie mag op welke wijze dan ook worden overgenomen zonder voorafgaande schriftelijke (per e-mail of brief) toestemming van de verantwoordelijke uitgever.