Vuh-rassing. De dinosaurussen zijn helemaal niet uitgestorven 65 miljoen jaar geleden. De komeet die insloeg op onze toen nog wifi-vrije planeet week immers van zijn koers af waardoor de saurussen netjes bleven bestaan. Dat is alvast de premisse van Pixars ‘The Good Dinosaur’. Dat de overlevende dino’s menselijke eigenschappen hebben, nemen we er natuurlijk met graagte bij in animatieland. Al duurt het niet lang vooraleer we in het snotje hebben dat ze bij Pixar de warmwaterkraan ditmaal niet opendraaien. Je hoeft niet eens filmquizlaureaat te zijn om in ‘The Good Dinosaur’ elementen uit ‘Bambi’, ‘The Jungle Book’ en ‘The Lion King’ terug te vinden.
Het plantenetende dinogezin waar alles rond draait behoort tot het geslacht van de apatosaurus. Aan het begin van de film worden de landbouwende (!) Henry en Ida trotse ouders van drie jonkies: Libby, Buck en Arlo. Arlo is het kleine achterkomertje dat schijnbaar altijd achter de feiten aanholt en duidelijk uit minder potent hout is gesneden dan zijn broer en zus. Maar wel de liefste is van de drie. Als puberende tiener krijgt Arlo van zijn pa de taak om hun graansilo te bewaken tegen roofdieren die er veelvuldig met de voorraad vandoor gaan. Een van die roofdieren blijkt een kleine holenjongen te zijn. Arlo is niet in staat om de kleine wildeman een dodelijke mep te verkopen, waarop zijn vader samen met hem de achtervolging inzet. Die jacht loopt fataal af voor Henry die tijdens een storm door een kolkende rivier wordt meegesleurd. Arlo overleeft, maar is wel het noorden, zuiden, oosten en westen kwijt. Moeilijk om de weg terug te vinden zo. Tijdens de moeizame tocht huiswaarts moet Arlo bovendien het gezelschap van de de uk dulden die indirect verantwoordelijk is voor de dood van zijn pa.
‘The Good Dinosaur’ kwam er niet zonder slag of stoot. Al in 2009 schoof Bob Peterson, Pixarmedewerker van het eerste uur en regisseur van ‘Up’ het idee van een dinofilm naar voor. Als releasedatum werd voor november 2013 gekozen. Voorbarig zo bleek: die datum werd eerst gewijzigd in mei 2014 en uiteindelijk werd het november 2015. Niet de enige wijziging: tijdens het productieproces werd Peterson van het project gehaald, en opgevolgd door Peter Sohn, die eveneens van bij het begin bij het project betrokken was. De reden waarom Peterson niet langer mocht regisseren, zat hem vooral in de derde akte. Verschillende leden van Pixars denktank vonden het verhaal niet werken, waarop eens te meer gekozen werd voor een andere kapitein aan het roer. Dat Pixar niet vies is van personeelswissels is al geweten sinds ‘Ratatouille’ en ‘Brave’ waarin halverwege de productie de originele regisseurs voor hun diensten werden bedankt. Door dat uitstel zag Pixar zich eind 2013 zelfs genoodzaakt om zo’n tachtig medewerkers te ontslaan. Of hoe Koning Economie het ook bij het hipste animatiebedrijf voor het zeggen heeft.
Petersons concept had meer originele ideeën dan het eindresultaat, maar omdat de meeste niet in elkaar haakten, werd als noodlossing uiteindelijk gekozen voor een eenvoudig ‘coming of age’-verhaal. Waardoor dit sowieso een mindere Pixar-film is. Maar nog wel een mooie: daar zorgt de fabelachtige animatie voor. Die is bij vlagen zo tastbaar dat je denkt naar echt water of echte velden en bossen zit te kijken. Het is treffend dat de eindgeneriek heel wat van die beelden incorporeert: zij zijn – meer dan het verhaal – de echte koopwaar. Intrest krijg je dan weer door een paar fijne grappen die in het geheel zijn geïntegreerd. Want dat kan Pixar nog steeds als de beste: leuke vondsten etaleren die niet bezwijken onder teveel snoepwikkels of ADHD-gekraak. Zo is het vooral genieten geblazen van Arlo’s geboortescène en vooral van het marmottenmoment. Of hoe zelfs een mindere Pixar tot nader order nog steeds te mooi is om zomaar aan de kant te laten liggen.
Simon Couwens
Niets uit deze publicatie mag op welke wijze dan ook worden overgenomen zonder voorafgaande schriftelijke (per e-mail of brief) toestemming van de verantwoordelijke uitgever.