De disfunctionele familie uit ‘The Fighter’, de onweerstaanbare schermprésence van muze Jennifer Lawrence in ‘Silver Linings Playbook’ én de gretig aan de Martin Scorsese van ‘Goodfellas’ refererende visuele flair van (het zwaar onderschatte) ‘American Hustle’. Wie van kwade wil is, meent dat David O. Russell met ‘Joy’ zijn drie recentste successen recycleert. Maar je kan evengoed stellen dat ’s mans beeldtaal met zijn nieuwste worp tot volle wasdom is gekomen.
Het hoofdpersonage mag dan met de naam Joy (Jennifer Lawrence) onder het doopvont zijn gehouden, maar als gescheiden moeder van twee heeft ze niet veel redenen tot lachen. Haar aan pillen soaps verslaafde moeder (Virginia Madsen) komt de hele dag haar bed niet uit, waardoor Joy helemaal alleen voor het huishouden instaat. En wat voor een huishouden! Zo woont ook haar grootmoeder Mimi (Diane Ladd) bij hen in, en delen haar ex Tony (Edgar Ramirez), een mislukte muzikant, én haar vader Rudy (Robert De Niro) een kelderkamer – geheel tegen de zin van die laatste. En dan is er nog haar halfzuster Peggy (Elisabeth Röhm), die weinig anders doet dan Joy voortdurend kleineren.
Toch blijft Joy niet bij de pakken zitten. Ze heeft een baantje als loketbediende bij Eastern Airlines, maar in werkelijkheid doet ze niets liever dan dingen ontwerpen. Preferabel handige hulpstukken die het leven van de gemiddelde huisvrouw danig vergemakkelijken. Zo komt ze op een dag op het idee van de Miracle Mop. Om die creatie tot uitvoering te brengen, heeft ze echter centen nodig en die vindt ze bij Trudy (Isabella Rossellini), de nieuwe vriendin van haar vader. De ontwikkeling verloopt echter niet van een leien dakje, maar ondanks alle tegenslagen laat Joy het hoofd niet hangen.
‘Joy’ is gebaseerd op ware feiten, maar zoals alles in een film van David O. Russell zijn ook die feiten in een XXL-jasje gehesen en bijgevolg met een stevige korrel zout te nemen. Het enige wat het titelpersonage met de echte Joy Mangano gemeen heeft, is dat ze als alleenstaande vrouw met kinderen uitgroeide tot een succesvolle entrepreneur, die haar bankrekening nooit meer onder de zes nullen zag komen. We wisten al langer dat Jennifer Lawrence een meer dan begenadigde actrice was, maar nooit kwam ze beter tot haar recht dan hier. Wellicht had David O. Russell dit verhaal zonder Lawrence niet eens verfilmd. Al vanaf de (bewust) rommelige openingsscènes slaagt ze erin je sympathie te winnen en ze weet die moeiteloos tot de ietwat potsierlijke eindscène vast te houden.
Het scenario is niet helemaal toonvast (van komedie over drama naar misdaadfilm), maar de energieke adhd-regie, groovy soundtrack en uitmuntende vertolkingen zijn zo aanstekelijk dat je twee uur lang met een grijns op je gezicht zit. Lawrence tilt met haar verbluffende vertolking immers ook de rest van de cast naar een topniveau. Vooral Robert De Niro is een tweede showsteler, wat vooral illustreert dat de man onder auspiciën van een getalenteerde cineast wél tot zijn recht komt (‘Bad Grandpa’, iemand?). Heerlijke cinema kortom, die perfect is in zijn imperfectie.