Verzekerd van meerdere eervolle vermeldingen in ieder zichzelf respecterend filmlijstje eind dit jaar: Edgar Wright en zijn ‘Baby Driver’. Nadat zijn Cornetto-trilogie (‘Shaun Of The Dead’, ‘Hot Fuzz’, ‘The World’s End’) in de eerste plaats vooral in de UK potten brak en in Amerika eerder als cultitem werd beschouwd, schiet hij met zijn eerste Amerikaanse productie recht in en door de roos. Of liever: met zijn eerste anderhalve Amerikaanse productie. Wright zou oorspronkelijk immers ook Marvels ‘Ant-Man’ regisseren, maar hij verliet dat project tijdens de opnames wegens creatieve meningsverschillen.
Die hoefde hij alvast niet te vrezen bij ‘Baby Driver’, een project dat hij helemaal zelf concipieerde en in volledige vrijheid mocht uitwerken. Al in 1994 liet Wright zich voor de eerste keer het concept voor ‘Baby Driver’ ontvallen. Helemaal aan het begin van zijn carrière was dat, nog voor hij als een jonge hond diverse kortfilms en televisieproducties regisseerde vooraleer in 2006 echt van zich te laten horen met ‘Shaun Of The Dead’.
‘Baby Driver’ komt op het goede moment in de zalen geraasd. Omringd door al te generieke superheldenfilms of naar adem snakkende franchisenummers scoort Wright nogal wat originaliteitspunten. Zelfs al verschilt de plot op zich niet zo veel van een standaard actie-/overvalfilm, Wright weet precies op welke knoppen te drukken om een eigen toon te vinden. De sterke focus op de muzikale omlijsting bijvoorbeeld doet ‘Baby Driver’ bij momenten eerder aanleunen bij ‘La La Land’ dan bij ‘The Fast And The Furious’. Het is die eigenheid die van ‘Baby Driver’ ongemeen boeiende en amusante cinema maakt. Tegelijkertijd is dit een ode aan ‘The Driver’ van Walter Hill, een existentiële achtervolgingsthriller uit 1978 waarin de geur van verschroede rubberen banden negentig minuten lang de koopwaar vormde. Hill is trouwens ook van de partij in ‘Baby Driver’: helemaal aan het eind hoor je een stem tolken, en die stem is van Hill. Of hoe Wright gentlemangewijs zijn helden en voorbeelden eert.
De Baby waarvan titelsprake is een jonge twintiger (Ansel Elgort) die voortdurend rondsjort met een zonnebril en een bekoptelefoonde iPod. Muziek is zijn drug, en dat is niet zonder reden: na een verkeersongeval waarbij zijn ouders omkwamen heeft Baby onophoudelijk last van tinnitus en enkel door naar muziek te luisteren kan hij de oorsuizingen onderdrukken. Zonder ouderlijk toezicht groeide Baby uit tot een kruimeldief. Kruimels die leiden naar het niet zo peperkoeken imperium van misdadiger Doc (Kevin Spacey), die een fortuin bijeen vergaart door brutale overvallen op banken te coördineren. Doc verplicht Baby – met vlag en wimpel de meest behendige chauffeur die in de misdaadwereld te koop is – om met de vluchtwagens weg te rijden na elke overval. Nadat Baby zijn schulden heeft afbetaald aan Doc, wil hij er de brui aangeven. Komt goed uit, daar hij rond die tijd Debora (Lily James) tegen het lijf loopt, en meteen stante pede tot over zijn tinnitusoren verliefd op haar wordt. Enig probleem: Doc is niet van plan om Baby te laten gaan, en Baby zal al zijn lef en talent nodig hebben om Doc en de zijnen te slim af te zijn. En dat in een wereld bevolkt door gewetenloze opportunisten die niet kijken op een dode meer of minder.
Zo origineel is die synopsis toch niet, foeter je misschien. Voor even, daar die mogelijke tegenkanting al van bij de adrenalinespuiende opening – een overval op de tonen van ‘Bellbottoms’ van The John Spencer Blues Explosion – naar het achterhoofd wordt verbannen. De keuze van Wright om 98% van de soundtrack in te kleuren met muzikale klassiekers is geïnspireerd: zeker omdat de songs niet louter als behang op de klankband kleven, maar integraal deel uitmaken van de plot. De deuntjes die Wright koos zijn niet van de minste: zo passeert vet werk als ‘Harlem Shuffle’, ‘Egyptian Reggae’, ‘B-A-B-Y’, ‘Nowhere To Run’, ‘Tequila’, ‘Radar Love’, ‘Easy’ en ‘Brighton Rock’ de notenbalkrevue. En dat is nog maar een summiere greep uit de hoorn des overvloeds.
Overvloedig geïnspireerd zijn ook de acteerprestaties. Elgort bewijst dat zijn gesmaakte vertolking in ‘The Fault In Our Stars’ geen toevalstreffer was, en dat hij toch niet niets liep te doen op de set van de ‘Divergent’-films. Spacey is uiteraard zijn eigen klootzakkerige zelve in de rol van misdaadtycoon, en mooi weerwerk komt er van Jon Hamm en Jamie Foxx als schietgraag tuig. En Lily James is dartel genoeg om net die energie te etaleren die Elgort nodigt heeft om het amourfoufacet van zijn karakter te kleuren. Kortom, genoeg elementen om van deze chroommusical een geslaagde zomerzit te maken. En voor wie kickt op instant klassieke one-liners: Spaceys meet the man who put the Asian in home invasion is er een voor het boekje.
Simon Couwens
Niets uit deze publicatie mag op welke wijze dan ook worden overgenomen zonder voorafgaande schriftelijke (per e-mail of brief) toestemming van de verantwoordelijke uitgever.