Elementary? Niet echt. Het uitbreiden van Arthur Conan Doyles universum met een zestienjarige zus voor Sherlock Holmes weet filmisch maar weinig animo te brengen. Nochtans leende Doyles creatie zich eerder al tot tal van opvallende aberraties: van slapstickpastiches over spiegelverhalen in moderne tijden tot een Disneymuis. Maar deze Enola Holmes holt vooral achter de feiten aan. Niet echt een goede zaak in een Holmesfilm.
De young adult schrijfster Nancy Springer publiceerde in 2006 met Enola Holmes And The Case Of The Missing Marquess het eerste boek uit de zes delen tellende reeks The Enola Holmes Mysteries. Geen Sherlock op het voorplan hier, maar zijn tienerzus die na de verdwijning van moeder Eudoria leert op om eigen benen te staan en zich in Londen nestelt als privédetective/zoeker van verloren zielen. In dit origineverhaal moet ze vooral zien te voorkomen dat haar andere broer Mycroft/haar voogd haar in een kostschool wil onderbrengen en kruist ze tegelijkertijd het pad van een jonge markies die om politieke redenen door een familielid naar het leven wordt gestaan. En dat terwijl ze ook nog eens haar moeder probeert op te sporen.
Harry Bradbeer - bekend van televisiewerk in het algemeen en Fleabag in het bijzonder - vindt zelden de juiste toon. De af en toe nogal nadrukkelijke CGI-reconstructie van het Holmesiaanse Londen is wel mooi om naar te kijken, maar de meubelen redden doet die achtergrond niet. Wat eigenlijk een intrigerend detectiveverhaal zou moeten zijn, zit opgezadeld met een script dat voortdurend op zoek lijkt naar een standvastige bestaansreden. Scenarist Jack Thorne slaagt er nauwelijks in om duidelijk te maken waarom de markies naar het leven wordt gestaan en ook de verdwijning van moeder Holmes is gehuld in mysterieuze nevelen. Ja, het heeft te maken met stemrecht en historische politieke omwentelingen, maar of dat nu een McGuffin is waar het jongere volkje zit op te wachten? Want zij zijn in de eerste plaats de doelgroep, getuige de dartele aanwezigheid van Stranger Things-ster Millie Bobby Brown in de titelrol.
Ze produceerde de film trouwens mee, daar ze grote fan is van de boeken van Springer. Ze bracht het idee van een verfilming zelf naar het productiehuis Legendary Pictures met wie ze Godzilla, King Of The Monsters had gedraaid en die zagen meteen het potentieel van een franchise. Zelfs al heeft Brown weinig begeesterend materiaal om mee te werken, ze is in elk geval geïnspireerder dan de zoutloos door het beeld waggelende Henry Cavill (als Sherlock) en Sam Claflin (als Mycroft). En Helena Bonham Carter (als Eudoria) heeft ook maar weinig om handen. Bradbeer denkt bovendien meer animo te vinden in een paar geforceerde actiescènes dan in de te verwachten hersengymnastiek die zich grotendeels beperkt tot het verschuiven van een paar Scrabbleblokjes.
En de weinig subtiele boodschap dat Enola als vrouw in wording evenveel recht heeft om op eigen benen te staan als haar oudere broers biedt ook geen meerwaarde - hoe politiek correct en moraaljuist het allemaal ook mag of moet zijn. Frappant is ook dat de rechtenhebbers van Doyle klacht indienden tegen Springer en de producenten van Enola Holmes omdat het portretteren van Holmes als een man met emoties en gevoelens niet strookt met de literaire erfenis van Doyle. Terwijl ze evengoed klacht kon hebben ingediend tegen - om maar iets te zeggen - het houtenklaasacteren van Cavill.