Wie alle boeken wil afstoffen die R.L. Stine ooit bij elkaar heeft gepend heeft naast een plumeau een paar grote boekenkasten nodig. Of een hoog huis met veel stapelruimte. De auteur van onder meer de 'Goosebumps' en 'Fear Street'-franchises schreef immers nogal wat bossen 'young adult' horror bij elkaar sinds zijn debuut in 1989. Alleen al het 'Fear Street'-universum is uitgedeind binnen maar liefst veertien subreeksen, en in totaal werden er meer dan 80 miljoen 'Fear Street'-boeken verkocht. Draai of keer het hoe je wil, dat Stine een imposante carrière heeft is wel het minste dat je kan zeggen. Logisch dat hij her en der omschreven wordt als ‘de Stephen King van de tienerhorror’.
En even logisch dat er ooit een filmadaptatie zou komen van het merk 'Fear Street', ook al omdat er eerder reeds twee succesvolle 'Goosebumps'-films het levenslicht zagen. 'Fear Street' staat een kippenveltrede hoger: geen horror voor tienjarigen hier, maar voor meer volwassen tieners. Geen yeti’s of aanvallende gummibeertjes dus, maar met bijlen zwaaiende en messen stekende seriemoordenaars.
De oorspronkelijke bedoeling was om het drie films tellende 'Fear Street'-project in de bioscopen te brengen met Twentieth Century Fox als distributeur. Externe factoren staken daar echter een stokje voor: na de overname van Fox door Disney stopte producent Peter Chernin zijn distributiedeal met Fox en ook de doortocht van COVID-19 hield de film uit de zalen. Waarop Chernin een deal sloot met Netflix om de trilogie van Disney over te kopen. De oorspronkelijke bedoeling om de drie films met een maand verschil in de zalen te brengen werd door Netflix opgeschroefd: ze brengen de films met een interval van amper een week op het grote … excuus, kleine scherm.
Dat Netflix 'Fear Street' aan zijn portfolio toevoegt hoeft niet te verbazen: de drie films lijken wel op maat gemaakt van de op de grootste demografieën mikkende zender. Horror en tieners, het is een combinatie die tot het einde der tijden zal blijven werken. Zeker nu het netjes kan worden ondergebracht in het lijstje ‘omdat je Stranger Things hebt gekeken’. Of 'Scream', want daar speelt deze film van Leigh Janiak ook leentjebuur.
De drie 'Fear Street'-films zoeken hun inspiratie in Stines universum, maar de scripts zijn niet gebaseerd op bestaande boeken. Wel van de partij is het stadje Shadyside in Ohio: een plaats waar heel veel moord en doodslag te rapen valt, dit in tegenstelling tot buurstad Sunnyvale, een van de rijkste en veiligste steden in de VS van A. De reden van de moord en doodslag is blijkbaar terug te brengen tot het jaar 1666 toen een (vermeende) heks vlak voor haar executie de stad vervloekte. En die vloek is een blijver: om de zoveel jaar teistert een seriemoordenaar Shadyside. In 1994 komt een groepje tieners in contact met zo’n gestoorde bezetene. Of liever met meerdere: blijkt immers dat de door de heks uitgekozen moordenaars na hun dood niet echt dood zijn. En terwijl het gevaar van links, rechts en boven komt proberen de tieners alsnog een manier te vinden om de vloek te stoppen.
Potentieel genoeg voor een portie tienerhorrorleute maar het script is helaas niet standvastig genoeg om potten te breken. Er gebeurt heel veel in 'Fear Street 1994', maar weinig zaken worden boeiend uitgewerkt en de schreeuwende tieners overstemmen de verhaalsouplesse. Al is het natuurlijk een onvolledige film die je hier achter de kiezen steekt: het eindigt met een to be continued titelkaart en gaat dus (hopelijk netjes) verder in het tweede deel dat zich grotendeels in 1978 afspeelt en dat afgaand op de verhaalflarden en de teaser aan het eind meer dan een dozijn knipogen naar de 'Friday The 13th'-franchise zal bevatten.
Maar in dit eerste deel wordt de koopwaar gevormd door een geestige vastelandvariatie op de finale van 'Jaws' en door een stukje goor met een broodsnijmachine, hoogstwaarschijnlijk de eerste keer in de slashergeschiedenis dat dit tuig als moordwapen wordt gebruikt.