Een geslaagde witz voor liefhebbers van Franse woordgrappen openbaart zich in Jean-Pierre Jeunets 'Bigbug'. Hoe noem je een saus die door een robot is gemaakt? Une sauce automate. Lachen, grijnzen, grollen. En dat in een film die continu hengelt naar de gulle lach, maar daarbij meermaals bot vangt.
Jeunet laat in wat je als een soort comeback kan zien – zijn vorige worp 'The Young And Prodigious T.S. Spivet' dateert uit 2013 – zijn voorliefde voor retroverhalen en -decors varen en bouwt een nieuwe boot die hij laat aanmeren in een dik in de satireverf gezette dystopische en despotische toekomst – onderweg ook een paar steken gevend naar de huidige staat van (digitale) leefpatronen die door metaverses en andere artificiële sculpturen het hof worden gemaakt.
In 2045 hebben androïden het resoluut voor het zeggen op onze aardbol. De onder de knoet liggende aardbewoners – of toch minstens de meer gegoede exemplaren – wentelen zich in hun zuurverdiende annex duurbetaalde artificiële intelligentie-vrijheden: zelfbesturende zweefauto’s, klusjes opknappende huishouddrones, zichzelf projecterende televisieschermen, 360°-domoticahuizen en gedomesticeerde robots zijn niet meer uit de maatschappij weg te denken.
Waar zwartgallige profeten als Philip K. Dick resoluut de zwaarmoedige kaart zouden trekken, openen Jeunet en coscenarist Guillaume Laurant de veelkleurige toverhoed: 'Bigbug' meet zich het fluopalet aan van een plasticinefabriek en ziet er bewust ontzettend artificieel plastiekerig uit. Terwijl het verhaal in wezen donker is en een wereld toont waarbij androïden met een 'Robocop'-attitude grotebroergewijs de hele maatschappij monitoren, vrijheden beknotten en zelfs executiepelotons aanvoeren. De focus in 'Bigbug' ligt op een paar residentiële middenklassers die in hun afgelikte en opgepoetste woonst door hun huisrobotten worden gegijzeld. Met goede bedoelingen eigenlijk, daar de metalen chipdragers in de eerste plaats willen vermijden dat hun menselijke meesters in de chaos terechtkomen die de wereldleidende androïden aan het creëren zijn.
Voor wie nog steeds vindt dat dit donker klinkt, weet dat de personages waar Jeunet mee voor de dag komt heel breed karikaturaal zijn uitgetekend: een vrouw die voortdurend seks wil met haar nieuwe man, haar ex-man die op bezoek is met zijn veel jongere nieuwe bimbovrouw, twee tieners die de liefde voelen ontluiken en een buurvrouw die een gekloonde hond en een seksbot meezeult. De plot wordt wat dikker wanneer een overheidsandroïde het huis binnenvalt om de insubordinatie van de bewoners te stoppen waarop die zich met hun huishoudrobotten verenigen om uit de klauwen te blijven van de autoriteitenbots.
Jeunet doet niet aan zwaarwichtig vingerwijzen naar de gevaren van op hol geslagen en individuele vrijheid-ondermijnende technologie, maar gaat voluit voor de brede satire in wat een standaard Franse kakelkomedie is. Dat hij geen fan blijkt van een toekomst die door hightechbedrijven als een heus walhalla wordt voorgesteld – ontmenselijking, cultuurloosheid en alomtegenwoordige op individuele maat gepimpte reclameborden gaan hand in hand – is duidelijk en wordt voor de slechte verstaander nog eens uitgespeld in een finale die ongegeneerd menselijkheid propageert. Maar dat slotakkoord loopt wat verloren nadat Jeunet twee uur lang exhaustief dolle ideeën tegen zijn fluorescerend production design heeft gegooid – COVID-50 grap inclusief.
De resulterende sciencefictionpastiche finisht daardoor in de eerste plaats als een vaak vermoeiende, overambitieuze, soms geestige maar nooit echt uitgebalanceerde dure grap waarbij zelfs Amélie Poulain ongetwijfeld het noorden zou verliezen.
Alex De Rouck
Niets uit deze publicatie mag op welke wijze dan ook worden overgenomen zonder voorafgaande schriftelijke (per e-mail of brief) toestemming van de verantwoordelijke uitgever.