Aan warmste weken geen gebrek heden ten dage, maar de warmste platen in de jaren tachtig … dat was toch andere koek. Om over Live Aid nog maar te zwijgen. Dat feestje op 13 juli 1985 werd het vlaggenschip van wat een opmerkelijk scharnierjaar is in de geschiedenis van ‘evenementenmuziek voor het goede doel’.
Volgend op het Britse succes van het door Bob Geldof op poten gezette 'Do They Know It’s Christmas' dat in december 1984 de radio kaapte – en dat alle volgende decembermaanden zou blijven doen – konden de Amerikanen natuurlijk niet achterblijven. Harry Belafonte opperde het idee om een Amerikaans equivalent op te nemen van die all-star kerstsingle waarvan de opbrengst naar de bestrijding van de hongersnood in Ethiopië ging. Hij klopte aan bij Quincy Jones om alles in goede muzikale banen te leiden, waarop die even bij Lionel Richie en Michael Jackson ging polsen om een lied uit schrijven. Met oorworm 'We Are The World' als resultaat.
En het moest snel gaan. Enerzijds om te kunnen inpikken op het momentum van 'Do They Know', anderzijds omdat lang uitstel het nagenoeg onmogelijk zou maken om de agenda’s van de muzikale supersterren op elkaar afgestemd te krijgen. Terwijl de secretaresses van talentmanager Ken Kragen iedere muzikant in zijn Rolodex contacteerden, werd duidelijk dat er maar een dag was waarop de meeste gegeerde artiesten min of meer beschikbaar waren: de dag van de uitreiking van de American Music Awards op 28 januari. Na de prijzenceremonie begaven een veertigtal artiesten zich naar de A&M Recording Studios waar het lied gedurende een gekke nacht integraal werd opgenomen: eerst het algemeen refrein, daarna de solostukken. De artiesten kregen ook pas toen te horen welk stukje tekst voor hen was voorbehouden.
De archiefbeelden van die opnamesessie maken van 'The Greatest Night Of Pop' een krokante me nah me nah-boterkoek voor iedere muziek- en eightiesfetisjist. Wat een luxe aan beelden, en documentairemaker Bao Nguyen – die eerder al de fijne Bruce Lee-docu 'Be Water' draaide – brengt het allemaal verdomd geestig in beeld. Neen, je moet die docu niet zien met een cynische bril op, want ja: heel wat artiesten die daar stonden, stonden daar niet zozeer voor het goede doel, maar voor hun eigen ego, de kick of omdat ze het feestje niet wilden missen. Waylon Jennings kon het alvast aan zijn reet roesten, want die trapte het halverwege af toen Stevie Wonder plots voorstelde om een zinsnede Swahili in de tekst te zingen. Good old boys don’t sing Swahili, en weg was hij.
Nog meer fijn voer? Met hopen. Bob Dylan die zich duidelijk niet op zijn gemak voelde met veel volk om zich heen en het refrein maar wat lipbewegend mompelde. Stevie Wonder die Ray Charles naar het toilet begeleidde. Al Jarreau die poepeloerezat in de studio stond. De rammelende kettingen van Cindy Lauper die de opnames verstoorden. De felbegeerde Prince die niet wou langskomen, maar wel een gitaarsolo wou opnemen en opsturen. Artiesten die tijdens de pauze elkaars muziekbladen gingen signeren. En nog meer geestige gein. Zoals ook het algemene beeld van Quincy Jones die orde probeert te scheppen in zijn klas en maar een nacht tijd heeft om de single op band te krijgen.
En hoe je het ook bekijkt, dat samen krijgen van al dat talent blijft een muziekgeschiedenisschrijvend huzarenstuk. Hoe gekleurd of selectief de keuze uit het beeldmateriaal ook mag zijn, het is en blijft een heerlijke kijk op een iconisch moment en een iconische plaat. Wat moet de vlieg op de muur van die studio die nacht een wonderbaarlijke tijd hebben gehad. Bekijken, die handel. Omdat het niet altijd over nachten waarin de muziek sterft moet gaan. Al is er van die when the world comes together as one uiteindelijk toch niet zoveel van in huis gekomen. Ongetwijfeld allemaal de schuld van de vloek van Waylon Jennings.
Alex De Rouck
Niets uit deze publicatie mag op welke wijze dan ook worden overgenomen zonder voorafgaande schriftelijke (per e-mail of brief) toestemming van de verantwoordelijke uitgever.